het water onthaalt
in warme bronnen stroomt hun onrust
uit diepe porien doorheen de klamme huid
van verlaten verlangens onder de koelte
van een avondzon
badend in eigen vruchtwater
waarvan de zuurte schrijnt op hun jukbeen
zijn ze gevallen vruchten van hun zucht
naar stil nabijzijn omdat ze de herfst
in lente willen herschilderen…
zal ik onder onrust blijven liggen
of weggaan van dit pleintje
wat me niet doenbaar lijkt
met een kapot kompas
en een gescheurde kaart
met ergens in een achterzak
een flard herinnering
waarvan ik hoegenaamd de plaats of tijd
niet kan zien en dus beginnen stappen,
ergens naartoe, dichtbij,
nee, zeker niet te ver,
de volgende boom,…