Als ik op een stoel zit bij de radio
de benen iets te scherp over elkaar geslagen
het hoofd wat scheef, kin in de hand
ben ik, nee niet: lijk ik
soms ben ik hem, heeft hij ineens
bezit genomen, is mijn huid
zijn huid, kijken zijn ogen
uit mijn kassen dezelfde wereld in.
Ik houd me dan doodstil, verbaasd
dat niemand hem hier ziet, mijn spel…
Wat moet ik zeggen, zei ik
om het niet te hoeven zeggen.
Veel stilte na het omgedraaid contact.
De motor tikte, de regen regelmatiger
op het autodak, veel stilte veel wit
om de woorden dacht ik me al
een scène in. En zo onhoudbaar
lang keek je, leek je van vlees
geworden vraag. Wat moet ik zeggen
vluchtte ik, en overwoog op welk woord…
Dit is een ernstige vorm van zomaar.
Zomaar begonnen en niet weten waarom
en het af willen maken, maar wat
is afmaken anders dan doden.
Zo weinig als we weten
en zoveel als we willen
zouden we geen van onze kinderen
het bos insturen, en toch
vallen we als bladeren in de herfst
als regen in het dal en geloven we
dat als het niet ergens…
Je kunt een schuurtje worden, een deurtje
met een hangslot door je navel, het is
afgezaagd maar het geeft voldoening
als ze bij je komen schuilen. Je kunt
nog altijd fier rechtop als telefoonpaal
dienst doen, stijf tot in de lengte
van jaren, onbuigzaam maar met uitzicht
op de helling en het dal. Je kunt
ook met je knoesten en je splinters…