tussen zweetsokken en wat lege flessen
vind je de gebroken snaren van de viool
waarvan de klanken gisteren
zigzag door kapotgeslagen ruiten
voor het laatst
de kinderen op straat
vergiftigden
opgedroogd brood tussen vazen met dode bloemen
open conserveblikjes temidden van stoffige boeken
en webben van spinnen die waarschijnlijk iets meer…
wat zag Boeddha wat ik niet zie
als hij zijn ogen sloot
wat zag Boeddha wat ik niet zie
dat hij het zolang volhield
wat zag Boeddha?
misschien zag hij een rijke mozaiek van bloemen
die zich verstrengelt in karma aan elkaar
uitspreidden richting de uiteinden
van een immer uitdijende vlakte
misschien rees hij omhoog
op het waterbed van…
als je je verstopt in bomen
vind ik jou in het gezang van vogels
roep en hoor ik je
in de glimlach van het bos
als je je verstopt in zee
ga ik mee met de meeuwen
volg ik de wind
en vind jou in nat licht
als je je verstopt in stilte
zal ik je net zolang bezingen
totdat jij je niet langer kan bedwingen
om mee te zingen
als je je verstopt…
ik dank God voor je Mozartse lach
de rode penseelstreken langs je wangen
je juli-blikken die mij gevangen
houden in licht
ik dank God voor je loop die open houdt
elke betekenis die je maar kunt geven
aan zoiets gewoons
zonder in herhaling te vallen
ik dank God ook voor je haren
die zo ik denk
tot in verre jaren
in koor naar de westenwind…
ik laat niets achter wanneer ik wegga
geen vrouw, geen kind
geen boek waaruit men wijsheid kan putten in slechte tijden
niet eens een spreuk die inspireert
ik laat niets achter
geen symfonie die een open hart tot tranen beweegt
geen voltooid gedicht dat even doet stilstaan
zelfs geen handig hebbedingetje,
een flutding dat je cadeau kan geven…