Die eerste hap,
de vochtige zoetheid,
met een droge nasmaak als van wijn,
wat kan simpelweg genieten toch heerlijk zijn.
Appel op, ik loop het schoolplein op.
Kastanjebomen en kinderen ruisen,
voor alweer een nieuwe dag.
Al weet je nog niet wat het je brengen mag.…
'k Ken de naweên van die teugen,
Die een ogenblik verheugen;
'k Heb hun nasmaak in de mond:
En mocht me iemand, in dit lijden,
Van de laatste drop bevrijden,
O, dat waar een blijde stond!…
De wolk-alleeën opengaan
Tot al de spraakloze gedichten
Der hemelse gezichten,
Had ik verwacht uw dageraad:
'k Had u verwacht zoals wij beiden
In dit geduld zonder verwijt
En onvoorwaardelijk verblijden
God wachten op zijn eigen tijd,
Wij twee die samen daaglijks deelden
Van liefdes boom de vrucht zo scherp en zoet,
En proefden in haar nasmaaks…
liefde kunnen geven
ooit komt immers toch onze laatste trein
We willen daar niet steeds staan wachten
en ‘t liefst ook niet op deze heerlijke dag
Ik droom van haar alle dagen en nachten
bij ons hangt immer onze innerlijke vlag
Dankbaarheid zien we als levensnoodzaak
om al je levensgeluk blijvend te laten zijn
Naderhand wil ieder toch ook de nasmaak…
waarna zij grijnzend verdween
achter haar blauwe rookgordijn
likkend aan een grote envelop
voor een volslagen onbekende
Mijn lieve woordjes waren tevergeefs
evenals haar oude koffie - zure melk
en haar gedroomde Nachtwacht
die zij ooit had geborduurd op stille avonden
van het eenzame verlaten
met naald - garen - koffiekringen
en zoete nasmaak…