Het moet nacht zijn.
Ik moet de bloembollen niet zien met mijn ogen.
Ik ga de bolletjes planten diep in de aarde.
Alleen zand en ik en de sterren eromheen.
Ik ben een klein en weerloos schepsel.
Ik plant mijn sieruien.
Ik wil ze alleen maar voelen.
Ik kan ze alleen maar nog voelen.
Ik heb geen licht meer in mijn ogen.
Alles is hier zo donker…
Thuis weer op de fiets,
de teckel gewikkeld in een deken,
bloembolletjes voor elk jaar,
voor elke herinnering,
voor alles wat was en altijd blijft.
Langzaam leert ze opnieuw ademen,
haar handen weer leeg, maar open,
haar hart zwaar, maar zacht.…