de geur van dopheide
en droog dennenhout
beweegt met de wind
die goudgeel blad ritselt
de zon staat in gloeiend stof
in een koperen nevel van hitte
grasklokjes trillen in de schaduw
van lome verdorrende struiken
diep onder de verhitte bossen
stroomt levend bronwater
straks zal koele regen ruisen
voor een eeuwige kringloop…
in ’t open veld was geen schaduw
van laurier of struik te bekennen
behalve van ’n eenzaam wolkje
dat zo weer voorbij waaien zou
en toch
toen hij ging liggen
kwamen de schapen
grazen en stampen
en sneden
met hun silhouetten
als tanden
’t fris aangegroeide
goede gemoed weg
dat blakend in de zon
eindelijk begonnen was
op te bloeien…
Doldrieste Dirk dramde door, doorkruiste de donzige doch dorre Duitse dopheide.
‘Durchgehen, Du! ’ dirigeerde de dominante Duitse dwingend.
De dijenkletsende dakdekker deed dat dermate doortastend, dat de Dordtse dijken daverden. De degelijke Dordtse Dom dreunde. Dorothea’s Duitse derrière deinde dankzij de Dubbeldamse dekhengst.…