wrik ik haar los
Met een koevoet als het moet
Draag haar naar de grote markt
Til haar op de hoogste sokkel
Waar de helden van de Gulden Sporenslag tronen
Meer en meer krimp ik in een huls
Dolend van deemoed
Vind ik de vijver in het park
Buig over de spiegel
Die rimpelt rond de dobberende eend
En herken daarin iets om van te gruwen
Een galsteen…
van ’t instinctieve ‘Es’
op schoteltjes geserveerd
als crème-des-levens-filosofie
één lichtstraal
en de schaduw
rolt naar de zon
of ‘t licht tolt
als ’n dwaling
[rond]
cirkels in cirkels in cirkels
‘t lepeltjesmeisje gedraaid
in één omlijsting gegrepen
met ’t oudemannenprieel
gezaaid in grondijzervijlsel
spuwt de fontein galstenen…
eigenlijk was ze
gegeven haar leeftijd
drie kwart eeuw
in topconditie
natuurlijk
ze klaagde wel eens
over haar gezondheid
gemiste kansen
en gemoed
maar ach
dat hoorde
eigenlijk
bij haar
een beetje
de diagnose
na de zoveelste klacht
bevestigde het vermoeden
in eerste instantie
niets aan de hand
zoals verwacht dus
gewoon
een galsteen…
afstand
rustig gewacht
maar deze kloon van
Japanse kamikaze
vertrouwde zijn domme kracht
Praten had geen enkele
nut
daarmee werd ik absoluut niet
veel wijzer
want deze pietlut
had het verstand van een
tosti-ijzer
Geen schade maar met de
schrik in de benen
ben ik weggereden
terwijl hij scheldend
over geslachtsdelen en galstenen…
voldoende; regen afgewisseld met wat zon
en eens in het jaar kermis, hoogmis, kerstmis
dingen waar hij niet meer aan toe is:
holocausten genociden zwarte gaten
het flitst aan hem voorbij en wat
doen deze galstenen in zijn brein mijnheer
hij voelt ze barsten, zijn vingertoppen verstoppen tot
luchtloze hagedissenstaarten hangen als
afgeknipte…