Ja, ja, alweer dit jaar,
‘k dacht eerst ik ben wel klaar
met ‘t héle Zwarte Piet gedoe
‘k werd er zo moe van
maar zij nog lang niet moe
Dus, dan weer mijn mijter op,
op mijn oude baarden kop
‘Kom op’, zeiden ze
‘we zijn goed gezind, Sint!’
En door de bomen scheen vannacht de maan en woei de wind
Waarop dan nu gewacht?
De kinderstemmen bij…
vandaag denk ik terug
aan een man, een zwaargewicht
op lichte vleugels danst de gedachte
aan zijn zachte blik, de bril wat schuin
geschikt
rondt welgebogen zicht
zijn licht glanst tussen rood en goud
geplooide charme
waar de maan de bomen raakt
schuilt zijn lach in kleine kinderogen…
Egypte is uiteindelijk gezwicht
En toont de film van Sint en van zijn paard
Zo zien ze hoe een heiligman met baard
De kindertjes in Nederland oplicht
Als niemand daarna dan gaat demonstreren
Dan moeten ze ook Fitna accepteren…
In droomgebaren sterven eenzame gedachten
illusie van echte liefde in de kiem verstoord
zelfs wat lentebloemen aan vreugde brachten
gruwelijk door een heiligman vermoord
rest slechts, meiwereld van de noodheilige
oorspronkelijke spiegel aan stille waterkant
een muis, een bruine rat, een waterhoentje
niets is veilig voor de snelle schildershand…
Hij is onthaald in vol ornaat
en als ware schreed hij,
hoog gezeten,
op zijn paard
Op zijn hoofd de mijter
en Pieter hield zijn staf,
tot plots een kinderschare
de schimmel zette tot een draf
Daar ging met wapperende manen
als een jockey onze Sint
geen lied werd meer gezongen
slechts grote ogen bij 't kind
Dat zo lange in koude
had…
we zongen van Sint Maarten
de heiligman of een driestere
variant op wat meer wilde tonen
over drie dreugeltjes en drokjes
en het varken in de kale bomen.…
Nog nooit was in mijn stoutste dromen
deze Heiligman verschenen. Altijd was hij weer verdwenen
na een roffel op de deur; daarbij verschoot ik dan van kleur
maar deze keer klonk onze bel; dat was al vreemd, begrijpt u wel,
vooral toen ik de deur ontsloot en deze Klaas naar binnen schoot.…