Schuitje, dobber zachtjes voort,
Voer mij naar dit eenzaam oord,
Waar in groene frisse dreven,
Door de zomergeur omgeven,
Niets de kalme ruste stoort.
Schuitje, dobber, dobber zacht;
Weldra zendt de koele nacht
Zijne frisse schaduw neder,
En de nachtegaal zingt teder
Zijne zoete minneklacht.
Weldra zal de zilvren maan
Aan de starrenhemel…
Ze heeft me in ’t oog gekregen,
En lacht en knikt me tegen…
Zo slaat dan op den duur
Toch eens het liefdesuur!
Maar neen! Mij geldt haar blikje,
Haar lachje noch haar knikje!
Ginds kuiert hare nicht…
Ach! doe ’t gordijntje dicht!
---------------------------
uit: Liederen (1868)…
Hoe laat is 't aan de tijd?
Het is de blanke dageraad.
De diepe wei waar nog geen maaier gaat
staat van bedauwde bloemen wit en geel.
De zilvren stroom leidt als een zuivre straat
weg in het nevellicht azuur;
en morgens zingend hart, de leeuwrik, slaat
uit zijn verdwaasde keel
wijsheid die geen betracht en elk verstaat,
vreugd zonder maat,…
energie van warmte, de
ijskristallen waarmee ik je
huid bespeel, kippenvel
ontdooit op den duur,
verbrandt de littekens uit
de as van het verleden,
alleen de vonken houden
stand, trekt de werelden
strak, vrijwillig verlangen
in onzichtbare tekens, van
kwetsbaarheid ontbloot,
steelt verwondering naar
elkaar, in een tijdloos
liefdesuur…
alles of niets zoals het leven zelf
zoals elke tuin de hof van Eden
jij wil
een hemelbed vol donkere aarde
een lichaam dat leeft met huid en haar
een taartje dat naar alles smaakt
een wijnglas waarin de ganse zomer zingt
jij wil
een lege schelp vol golvende baren
een broekzak waarin de wereld kan
een waakvlam die voor altijd brandt
een liefdesuur…