Wij allen zijn monaden
Wij dansen op en neer
Wij hinken heen en weer
Op steeds andere paden
Wij zijn bezielde vonken
Op weg naar de mystiek
Akasha De Kroniek
Voorlopig vreugdedronken
Wij vallen terug of stijgen
Op weg naar het Niet Iets
Naar Heelheid in het Niets
Waar wij weer vorm verkrijgen
En eindelijk ervaren
Waarom wij pelgrims…
Van origine zijn we vonken
Het liefste zijn we vreugdedronken
Ooit waren we een zeegezicht
Universeel in evenwicht
Branding die altijd heeft geklonken
Ontvlammen jij en ik niet licht?…
openvouwen, me daarmee gewonnen
Gaan geven aan wat ik De Hemel noem
Ze sluimerde, haar wereld werd verdonkerd
Ze worstelde zich langzaam naar het licht
Werd aangevuurd, er werd voor haar geflonkerd
Nog even en het einde was in zicht
De Ogen van De Tuinman gingen vonken
Er klonk een welkom uit Onaards Gebied
Zij maakte met haar komst Hem
vreugdedronken…
in vreugdedronken van zacht fluweel
doorwoel, omarm ik de natuur
stapvoorwaarts wat mijn oog bekoort
waaien de geuren van het voorjaar
als nimfenelfen die met gesluierde tred van nevelzachtheid
in teder gedruis over het plantenleven waken
en laten het zaad ontkiemen tot volle overgave
onder invloed van kosmische krachten
schenkt het verzadiging…
blij mijn armen naar wat hemelsblauw”
ergens loopt er nog dat kind in een oude jas
ze draagt haar strikken al een eeuwigheid en in haar hand
verstopt een ster zijn punten
de letters kleuren zwarter, door haar schreeuw die
jarenlang van binnen bleef
maar juist vandaag verdwijnt haar lach, ze laat hem vrijer
klinken tussen meizon en de vreugdedronk…
Gij zijt gekomen... heel mijn wezen
trilt vreugdedronken... 'k grijp - gerezen
tot u - naar u, zo trouw verwacht,
ter vuurge omarming... vruchtloos pogen!
Uw vorm is wind... uw schijn is logen...
een hersenschim... een droomgedacht...
O! heerlijk beeld der ijdle dromen!…