Ik hou van kleine ronde broden
en van dat eerste kleine korstje
dat wegspringt
als je 't in de superette snijdt
en of het smaakt
het doet niet
dat er iemand kijkt…
de dromen
in haar hoofd
belandden
onder haar
voeten niet
vleugellam
geslagen
nog geen korstje
op de wond
alleen het
allerzachtste
komt tevoorschijn
een wenkend
perspectief
de liefde
alleen telt
het strijklicht
streelt haar rug…
bliksemschicht of regenboog
domein van traan en gesloten oog
overvol van 'zij gingen henen'
Daar leeft slechts het gestage roesten
zakt de steen door het vergane lijf
waakt het opschrift over 't laatst bedrijf
van hen die nog zoveel wilden, zoveel moesten
Maar de dood wil niets, kent geen moeten
traag sluit de aarde zich als een korstje…
nu langzaam de deuren weer
naar de wereld ons opengaan
dekmantelen wij ons aanzien
met een schijn van veiligheid
tot gezichten zonder mond
met daarin ogen van paniek
die bang de afstand blikken
waaraan wij nu gehouden zijn
nu langzaam de deuren weer
naar de wereld ons opengaan
is er als onzichtbaar korstje
het eelt van gebleven angst…
Tussen het welig groen zwerven
driftige duiven, pikkend en wijzend
naar elkaar, druk debatterend
om een korstje brood.
De wind waait met de tijd
haastig en ongecontroleerd;
een blad zweeft melancholiek
voorbij.
Hij kijkt op. Strekt zijn stramme benen.
Komt moeizaam overeind.…
Zou ze aan het braadspit rijgen
tot ze een zwart korstje krijgen,
daarna hun verkoolde lijven
in beton laten verstijven.
Edoch, deze straffen zijn te mild,
dit gebroed dient dun gevild,
met kilo’s pekel in de wonden,
voor eeuwig naar de hel gezonden.…
Ik dacht nog eventjes: die wil een korstje brood meepikken,
wat TOEN gebeurde liet me danig schrikken.
Hij die ^*#<^ kraai, die losgeslagen nare gek,
nam zo'n klein wollig eendje in zijn smerige bek.
Het beestje piepte, toen hoorde ik het niet meer,
hartstikke dood, moedereend at gewoon door,
alsof er niks gebeurd was.…
al is 't dat ik verga van honger en van vrees:
'k heb schaars een korstje dat 'k in mijn tranen dope
en toch ben ik een kindje, en toch ben ik een wees!
o Engelandse klenen,
wilt ook entwat verlenen
om mijne nood te voên!
één stuiver zal gedoen.
Ha!…