Veel bloemen bloeiden in mijn stille tuin;
de zoele Meiwind wiegde kruin tot kruin
vol tere bloesems, fris als lentedromen.
Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen,
Muze der smarten, in mijn stille tuin;
daar bogen levenloos nu twijg en kruin,
en bloem en bald verschroeide op plant en bomen.…
Daar stond het rozentuintje
Weer zwijgend en alleen,
De Meiwind roerde elk kruintje,
De Meizon lonkte en scheen.
En heel het blonde daagje
Vergleed en glom zo teer,
Geen lachje en geen klaagje
Omzong de rozen meer.…
Veel bloemen bloeiden in mijn stille tuin;
de zoele meiwind wiegde kruin tot kruin
vol tere bloesems, fris als lentedromen.
Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen,
Muze der smarten, in mijn stille tuin;
daar bogen levenloos nu twijg en kruin,
en bloem en bald verschroeide op plant en bomen.…
als de Meiwind speelde om mijn gelaat
En duiven koerden op het raamkozijn,
Wachtte ik zo angstig en mijn hart deed pijn...
En voor mijn lijden wist de Lent' geen raad.
Als 't meisje in 't sprookje, sliep ik honderd jaar.
Waarom niet eer mij met een kus gewekt?
'k Heb veel gedroomd, o lief, in al die tijd!…
De bijen zoemen in de bloesem-blaân;
De meiwind mijmert in de meiën-heg;
En langs de blanke, loof-bezoomde weg
De kinders zingende naar school toe gaan.
En ik, diep duikend in de halmen, leg
Mijn hoofd waar geurge lente-bloemen staan;
Mijn lippen los, mijn ogen dicht gedaan,
Voel 'k hoe nu wijkt mijn leed àl wijder weg....…