een gefiguurzaagde kerststal
schaapjes Maria
de kribbe zeven sterren
het Kindeke Jesus de herders
drie Wijzen van ’t Oosten
allemaal in triplex Joseph zat los
bovenop met twijgjes
mijn pappie gemaakt
laatste jaar
voor ik geboren werd
het stro op de grond
echt - kwam uit de
varkensschuur
toen kwam
de moderne verbeelding
van fabrieksklei…
maar dan vraag ik het me af
of ik dat ook zou kunnen
gewoon mijn handen dragen
vastgeklonken aan de voortgang
van de tijd
en zonder spijt heel zacht
jouw rozen plukken
zou het lukken als ik wacht
de zwaarte van een groot verlies
verschijnt in levenslijnen, onbesmukt
en opgerukt uit oude beelden
daar ben ik geweest
nu wil ik het meest…
De zwakke
is naar de vuurlinies opgerukt.
Het uniform van de dag is het geduld,
het ereteken de armzalige ster
van de hoop boven het hart.
Het wordt verleend
als er niets meer gebeurt,
als het trommelvuur verstomt,
als de vijand onzichtbaar is geworden
en de schaduw van eeuwige bewapening
de hemel bedekt.…
buik van bescherming
slechts een verstomde angstkreet houdt zich
uiteengescheurd verborgen in uitdijende kieren
ik stroom door een waterkamer
waar ik het licht breek in mozaïekstukjes
slok zwierige eilanden op
sla bruggen weg
om de dood het oversteken te verhinderen
langs mijn oevers de groene legers
die uit de hof over bordessen zijn opgerukt…
verdwijn als de bliksem doorslechte vrouw
voordat ik je bezwanger
met mijn nu en dan opgerukte hanger
je hebt mij alles ontnomen
waarvan ik uitermate veel hou
je hebt mij gepezeweefd
met je doordrammend geklaag
je monsterachtig snerpend gezaag
dat sneed door dik stammige bomen
te lang heb ik op ‘niet willen horen’ geleefd
wat er van jou…
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?…