een kalend landschap
één nacht ijs kan dit hoofd niet dragen
waar zou de romp zijn ondergegaan, is de
maan afgelopen nacht getuige geweest
sliepen hazen dan samen met meerkoeten
morgen voorspellen ze dooi, het hoofd zal
zich bewegen, verfrissen wellicht en bloed
opgelost worden in stromend kreekwater
overal zullen roodwitte linten in de rietkraag…
leef bij de rivier
ik slenter daags de glooiing langs
onder dak van zon en wolk
bruggen zijn m’n vrienden
ik slaap met hun gespannen bogen
hun kruizen van geklonken staal
ik duld het dreunen van hun dek
voel des nachts hun draden trillen
mijn beste vriend is een betonnen viaduct
dat voortdurend onder spanning staat
het wiegen van de rietkraag…
met alle winden mee
laverend
in het frisse helder
ben ik gelijk de kleuren
van het Hollands blauw
met wolkenwit
lonkend
met open vizier
schuim ik vele wateren af
doet de motor het water
kolken
met de landsvlag
ten top geheven
staat mijn naam
in spiegelbeeld
geschreven
AMIGO
navigerend
in het ochtendgloren
langs rietkragen…
Mijn vader, nu wel stokoud,
heeft mij zondag nog verleid
in zijn bootje van verweerd hout
te stappen, waarin hij me onhandig leidt,
langs elke bekende rietkraag.
Waar behalve kabbelend water,
en het geruis van het riet,
en na elke windvlaag,
de stilte heerst.
Je hoort er zelfs de vogels niet.…
in de rietkraag van een brede sloot
stond een imposante ooievaar
balancerend op zijn linkerpoot
te speuren naar wat etenswaar
zijn blik viel op een kleine vis
die argeloos voorbij zwom
hij dook ernaar maar hapte mis
waarop hij weer aan wal klom
het zat bepaald niet mee vandaag
zo in de vroege ochtenduren
hij liep nog met een lege maag…