inloggen
voeg je netgedicht toe

Netgedichten

netgedicht (nr. 24.945):

visserslatijn

Visserslatijn.

Mijn vader, nu wel stokoud,
heeft mij zondag nog verleid
in zijn bootje van verweerd hout
te stappen, waarin hij me onhandig leidt,
langs elke bekende rietkraag.

Waar behalve kabbelend water,
en het geruis van het riet,
en na elke windvlaag,
de stilte heerst.
Je hoort er zelfs de vogels niet.

“Deze stek”, zegt hij even later,
(T bootje nu heel beheerst
aan alle kanten vastgezet),
“is na al die eeuwen mijn leven
geworden, dit is waar ik zijn moet”.

Ik heb me aan zijn zijde gezet.
En zo wierpen we ons lijntje in en
dan wacht het lange wachten;
tot het leven zich voordoet.

We praten elkaar lege zinnen,
de dobber wacht haar kans,
en terwijl we elkaar soms een half woord geven,
is er geen brasem, zelfs geen voorn
die het waagt in die halfstomme woordendans
het aas te grijpen om ons te verstoren.

Dan, eenmaal weer naar huis gekeerd,
terug naar waar mijn oude vader woont
waar ik, zijn oudste zoon ‘t
visserslatijn niet heb verleerd
en nog altijd weet waar ooit mijn bed
in de kamer boven was neergezet,

En waar mijn moeder, stok- en stok-oud,
zwijgend aanhoort hoe honderd brasems
ter plaatse worden bedacht,
en zij op de tafel, van diep gewreven hout,
zwijgend nog, dampende piepers voorzichtig zacht
op het sleets gehaakte matje nederzet.

Schrijver: fp.tuinder, 16 maart 2009


Geplaatst in de categorie: familie

5.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 971

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)