547
Dwalend door herinneringen die je alleen in de nacht kan vinden,
Voel ik mijn gedachten mijlenver verdwijnen,
Naar ochtenden waar ik uitgeput ontwaakte,
Stijf van de nachtdienst.
Waar mijn stiefvader
Gekreukeld op het tapijt beneden,
Binnenkort begroet zal worden
door duizenden kleine hamerslagen.
In een huis waar afwezigheid de lucht vult
De man op de vloer, voor mij onbereikbaar,
Degene die mij grootbracht, te gast in haar eigen land,
De vrouw die ik liefhad, en wakker word met koffie
Die ik niet geschonken heb.
Het is vreemd, hoe eenzaam je kunt zijn,
Schouder aan schouder, dicht gepakt in de ochtendtrein,
En hoe onvoorbereid je kunt zijn
Voor een schooldag die zich dichterbij heeft gesleept als een trage storm.
Gevangen tussen de angst van niet te weten hoe ik het ga reden,
En de beslissing dat ik moet.
Word ik wakker,
Veilig in jouw armen.
Je adem, een zachte cadans naast de mijne,
Ochtendlicht dat teder door de jaloezieën schijnt.
En voor één keer is er tijd — een beetje tijd.
Dus blijf ik, luisterend naar jouw adem,
Jou warmte tegen mijn huid,
En ik denk aan hoe alles nu anders is.
Geplaatst in de categorie: tijd