gebukt gaand
onder het laatste restje leven
verherfst ik
in de kromming van tijd
in afwachting
van winterdood
verlang ik
naar een
gewichtloos voorjaar
om tijdloos
het rijpe
te kunnen proeven
van een
eeuwig zoete zomer…
zoals ze daar zat te verherfsten
het zonneke gele blaadjes aanviel
om kleur te bekennen
gans het park in lichterlaaie volk
op de bankskes liet komeren
zei ze niks tegen zichzelf, friemelde
aan het koordje van haar sacoche
werd stillekes ouder, uur na uur
ge kunt vele knopen in u vingers
leggen zenne, handen rimpelen toch
anders dan een stilstaand…
Laat en verlaten dit verherfste leven:
een nabloei van vergane zomerplanten,
terend aan ruige najaarswaterkanten,
broos als de vlucht van wintermaan en meeuwen.
Bittere schemering, loochen de genade
eertijds beloofd achter uw onheilswolken,
wentel de wereld in het bloed der volken,
ga met de duivel en zijn moer te rade!…