Gij zijt geen haatlijk leed-
profeet
Als duizend onweerkraaiers;
Maar, zomerboô, maar zongezant
Bevestigt ge aan ’t bezwangerd land
De onzeekre hoop des zaaiers.
Gij draagt de gunst der Min-
godin;
Der Heliconiaden;
Apol verleende u de snuit
Een zoet en zangerig geluid,
Waar aan geen jaren schaden.…
De leeuwerik antwoordt jubelend tot in 't verst
op elke zaaier die zijn hoop ziet gloren.
Voor de eerste maal na de verruwde dagen
dalen de dieren naar de waterplekken.
En de stalkalvren die zulk licht niet zagen,
schuren verblind hun kop tegen de hekken.…
Iedere druppel van de regen
gaf zaad aan de zaaier
en brood aan de eter.
Hij telde zelfs de vele mussen,
onder zijn aandacht valt er geen.
Alleen de mens wil hij niet tellen
en toch kent hij iedereen.
Hij zegt alleen maar: "Kom."
Ja, het staat duidelijk vermeld.
"Kom" dan wordt je geteld.…
Zaad voor de zaaier en brood aan de eter schenkt.
Het heeft dus zeker resultaat.
Zullen wij het nog horen en het verstaan?
Of laten wij het voor eeuwig...
Verloren gaan.…
De vlakten liggen braak en bloedig,
't Zaad en de zaaier sloeg terneer.
Boven de hitte van dit woedig
Geweld troont Gij in stilte, Heer.
Aan uwe voetschabel vergalmen
't Lawaai der stad, de eenzame kreet
Van hen, die met hun hulproep talmen,
Tot hen de dood opschreeuwen deed.…
Geen zaaier zal dit jaar zijn oogst gewinnen,
Hij valt of legers vertreden zijn veld.
Beroofd van recht, van vrede en blijde zinnen
Weten der volken harten niets meer dan geweld.…