met volle bepakking op zijn rug
slingert hij
van liaan naar liaan
tussen Kamtsjatka en Milaan
intussen vangt hij Jane een beer
en eet hartkeks als was het banaan
`t is een echt junglebeest
zonder het heen-en-weer
zo komt hij altijd veilig aan…
In een heidense nacht
Glijdt uit haar laaiend gewaad
Een liaan die rond mijn hals stropt
Mij neerhaalt, het sidderend hert
Ik slurp de alsem uit haar kelk
Het lekt langs een mondhoek
Trekt een spoor naar de druppel
Het kietelt aan mijn kin
Ik bid dat het geen leugen is
Dat ik haar smeulend nest verdien…
Je kneedt uit de klei
In een ijle luchtbel
De lijn van haar lijf
Eén moment maar
Je schendt de murmelende stilte
Haalt haar onderuit
Met een vlindervleugelvlugge greep
Haar broze enkel in jouw vuist
Tot zij gelaten bengelt, een liaan
Een dood gewicht dat suist
Tot het beeld barst
Het hangend naakt een traan laat
Het puin, de kruimels…
de winter waait alleen
wat kil achter groene voile
herfst vertrapt door lentetijd
haar strijd heeft aangezet
gewassen jaarlijks sterven
nu zomaar overleven waar
niet altijd het zonlicht straalt
naar buiten snel ter been
groetend naar de bijna kale
wilgen waar al een liaan gedijt
boven gekrokust bloemenbed
wie wil zo’n beeld niet erven…
als nimfen
leunen zij met
hun blanke lijven
tegen mijn vragend vel
vier handen glijden
willekeurig over
een geurige vlakte
waar hemelse nagels
het genot verfijnen
om de eenheid
van samen
uit te breiden
lange haren schuren
elkaars naakte aarde
plakkend waar
vocht verschijnt
totdat de nog prille liaan
langzaam een verhoogde
potentie…
Een geparfumeerde fantasie vervliegt
Of water dat naar ergens stroomt
Ver van meningen vanuit vooroordeel
Of een korrel zand die in de Sahara woont
Of als schelpen waar getijden, in voor
en tegenspoed de liefde met de zee bedrijven
Inkt door gezamenlijke pen en pijn ververst
Waarvan het dichtwoord niet is te beschrijven
Als een liaan…