7 resultaten.
EEN HOOFD ZO WOEST...
gedicht
3.2 met 455 stemmen
53.012 Een hoofd zo woest en ledig als het gruis
van 't pad, dat blind omhoog kruipt naar het huis,
waar in de holle en verschrikte kamer
't onnozel bloed kleeft aan de bitse hamer;
waar het hooghartig voorhoofd van de deur
en 't stuurs gordijn met de verbeten scheur
zien naar 't onthutst en half ontklede bed,
de houten stoel, gebroken in 't verzet…
Als een hond
gedicht
5.0 met 1 stemmen
2.721 Als een hond de goten leren kennen
en de stem van het riool verstaan.
Schurftig in de scheemring om te gaan
en zich aan geen huis en hof gewennen.
Nooit meer heer of meester te erkennen;
met de mégocien te gronde gaan:
ál wat kiemt, het kiemt van onderaan,
aan de bloei zal men het zaad herkennen.…
Lied
gedicht
4.5 met 2 stemmen
1.241 Wanneer ik loop danst in mijn vlees
de dode boom van mijn skelet.
Wie schiep naar zijn bizarre wet
mij deze dood in eigen vlees?
Hef ik het hoofd, zingt scherp gewet,
zingt wars van dood en wars van vrees
het drieste lied van bloed en vlees
en parelt over dood en wet
en zingt van deze dode boom
met blinde keel de kleine vreugd…
Dichters moeten de minnaars uit zich weren
gedicht
5.0 met 2 stemmen
2.688 Dichters moeten de minnaars uit zich weren
willen zij naakt gelijk de goden zijn.
Waarom dan, hart, dit mateloos begeren
... naar alle naaktheid, geborneerd en klein,
en waarom zijn onsterflijkheid bezeren
aan deze beten van het bot venijn,
wanneer de liefde slechts dit klein creperen
de beste is achter ‘t bedgordijn?
Hijg dus, o hart, uw…
Nocturne
gedicht
2.7 met 17 stemmen
5.260 Wuft de handschoen, wuft het klein gebaar,
wulps de mond en ’t licht in d’ ogekieren,
wolvenbeet de bont om ’t blonde haar:
vrouwen zijn de wonderlijkste dieren.
Bidt de mond den appelbeet te vieren,
wijkt de blik te wimper voor gevaar,
waait de scheemring over lustrivieren,
wenkt het lied over de nachtgitaar,
beeft het woud onder…
Herfstnacht in de Tuilerieën
gedicht
3.3 met 16 stemmen
6.611 Alle banken hebben hun gelieven
aan de moede scheemring toevertrouwd.
En zij huiveren diep in eigen hout
sinds de minnenden zich stil verhieven.
Nacht en regen. Soms een roep door 't woud
van een duif en het onhoorbaar klieven
van het duister, dat zich slapend houdt
om de laatste liefde te gerieven.
Verder niets. De nacht en ik…
stokoud
gedicht
3.3 met 66 stemmen
17.189 Vijfenzestig. Men gaf mij een stok.
Een stok, niet om mee te slaan,
maar een stok om ermee te gaan
van mijn bed naar het kippenhok
of tot het café in de laan.
Een stok, die ik nergens laat staan
omdat men mij er niet mee griefde,
want hij leidt mij, verkommerde haan,
naar de laatste en hoogste geliefde,
die, aan 't eind van mijn schamper bestaan…