Ik sta voor het raam,
Ik blik in de tuin, haar tuin,
Het laatste zij nog
Tot stand heeft gebracht,
Wijl ze wist ze er niet,
Nooit van zou genieten,
Maar wenste, hoopte,
Ik er gelukkig in zou zijn.
De tuinset, ’n heel grote pot,
Die zij nog had uitgezocht,
Heb ik later, zonder haar,
Met mijn zoon nog gekocht.
Nu, al twaalf jaar…
Dwalend door mijn gedachten,
Zie ik jou daar wachten,
Na al zo vele jaren dat je ging,
Blijft die last niet gering.
Niets is meer als was toen,
Ben heel andre dingen aan ’t doen,
Ook mijn sociale omgeving
Geeft mijn leven ’n andre zingeving.
Ik ben best gelukkig met mijn zijn,
Wel geheel anders dan eer,
En het is toch ook wel minder…
Waar een wil is, is een weg,
Zei mijn moeder als ik iets niet wou,
Want ‘kan niet’ ligt op het kerkhof,
En ‘wil niet’ ligt er naast.
Want er leiden vele wegen naar Rome,
En Keulen en Parijs zijn
Ook niet op één dag gebouwd,
En evenmin op het ijs.
Wie de schoen past, trekt ’m aan,
Op elk potje past wel een deksel,
Maar, als de kat van huis…