hier sta ik in mijn rozerode huid.
ik weet niet waar ik kijken moet.
moet ik straks voor- of achteruit
en hoe moet ‘t als je iemand groet?
in m’n hand houd ik een tweede huid:
een kloek en dapper leeuwenpak.
als dat me helemaal omsluit
voel ik me meer op m’n gemak.
vaak verlang ik hevig naar ‘n derde huid:
een huis waarin ik wonen kan…
na m’n wankele werk
fietste ik tegen zessen naar ‘t broek,
zette één stevige voet
op ‘n eenvoudig stenen muurtje
keek omhoog naar ‘t populierenbosje
en liet me zegenen
door de rijke klanken
van ‘t roekenkolonieconcert.…
ik zit in m’n stoel
en trek nog ‘n kleedje
over m’n knie.
ik schrijf m’n regels.
ik eet m’n brood.
ik drink m’n thee.
ik kijk naar buiten.
naar de bomen.
naar ‘t daglicht.
‘t bezielde ….
‘t is de tijd en de tevredenheid
die me koestert en geleidt.…
in helder-hemelsblauw harnas gekleden
keerden aandachtig en eendrachtig
de vaak aardwaarts gedraaide
strijdenden op vreemde kusten.
eenmaal weer ontharnast
meten zij op meermaals grillige meters
toegewijd de mate van zijn
van de in versteende eenzaamheid
in slaap gesusten.
in hun hevige verlangen naar nabijheid
houden zij, de kroongetuigen…
deze schemering maakt het zicht zacht.
deze schemering zorgt dat het licht lacht.
de heesters hebben hun hartslag verlaagd.
de torenklok haar tijd vertraagd.
in de lucht hangt een kristallen stilte.
de coniferen zijn zichzelf genoeg.
de boom is in zichzelf verzonken.
alsof hier nooit geluid heeft geklonken
en ook niemand daarom vroeg.…
leg me neer in de achtertuin
op het zachtmoedige mos
naast het nest van de aardhommels
vlakbij het voetpad en het
vingerhoedskruid
en niet ver van de adelaarsvarens
en het stralende kruiskruid
en bedek mijn romp, mijn armen
en mijn benen met het net gevallen
blad van de rode ende groene beuk.
leg me, op een novembernamiddag,
neer…