je danst opeens door het leven
je proeft de zoete loksmaak
van die blik in haar blauwe ogen
die openstaande kasteeldeur
van haar voor jou gereserveerde hart, daar
waar het anker werd uitgegooid
zinkend op een bed van gouden suikers
op de bodem van je verliefde ziel
en alles wat daartussen zit
en wat zij met liefde noemt
wat jij haar genegen…
Doch op eenmaal, daar verging
Een aaklig steunen 't blij rumoer, en dan - een gil
Als van een zinkende equipage. En toen was 't stil.
Ach, wat geen enkle van mijn dromen had verwacht:
Een zoete vrouwenhand had ze allen omgebracht.
Zoet, vals, arm handje! 't Vonnis, dat u trof, was zwaar:
Gij hebt u moeten geven aan een weduwnaar.…
de sluizen verder openend
stort zwaar de hemel leeg
hem de ogen dichtdoend
die hij nu niet sluiten mag
aderen stromen adrenaline
hem tot springen vloekend
waar wild stormend water
hem er toch uitglijden laat
wanhopig klauwen vingers
in het zand nagels brekend
waar de wormen kronkelen
die zijn bestaan betwisten
zijn voeten dieper zinkend…
Hij knikt zonder de weigerachtige zucht,
of het hoofd zinkend in de schouders.
Ze bliezen bijna de wazige gangen op
een fijn vertakt web, ondergronds
waar de daklozen wonen in spelonken.
Vreemdelingen werden verdacht.
Maar wat of wie is vreemd hier?…
Moeten we wijken en zinkend bezwijken,
Niemand van ons die ooit siddert of ijst…
Recht is het ook dat met kaperse lijken,
‘t Golvengewriemel zich gulzigjes spijst.
Gromt dan de zeestorm verbolgen ons uitvaart.
God is zo goed en hij haalt onze ziel…
Ja, wijl de duivel verdoemd op de buit staart
Plonst in de hel met de ontredderde kiel.…