Een zeemeermin uit Westerschouwen
wou dolgraag een aardse man trouwen
ze zong wuft en trots
"kom hier op mijn rots"
maar wie kan van een viswijf houwen?…
Mevrouw, er zit graat in mijn kabeljauw!
Ze schold me uit met scherpe tong
schonk duivelspsalmen als beloning
plantte haar ring recht in mijn tronie;
schopte barbaars mijn hom so long
Zo werd ik hondsdol fijn geslagen
terwijl zij haar heil, bot en droog
in haaiefins mijn kant op spoog
alvoor mij snoekduik op te dragen
na nog meer vallen…
Dat zonderlinge wijf van gene zijde,
zij schendt de reputatie van de buurt.
De nette mensen moeten haar wel mijden:
bedilzucht druist in tegen de cultuur.
Het moest niet mogen: oogverblindend is ze!
Het mansvolk loert wat af naar gene kant.
Men kan slechts gissen hoe het kwam. Gemis van
een schat? Drank? Dwaasheid? Combinaties van?
In ramptijd…
Ik heb de ziekte van rosseel
dus kun je mij geen flikker maken
als ik mijn gal bij je kom braken
je overstelp met foetermail
ik ben je viswijf virtueel
en zal het stalken enkel staken
tussen mijn slapen en ontwaken
ik heb de ziekte van rosseel
hier staat het zwartwit officieel
zo blèr ik lukraak van de daken
met jou ben ik nog lang niet…
om ze te verleiden
zei hij tegen sommige
‘bepaalde’ wijven
ik hou zo van vis
die dan soms weer
tegen hem zeiden
wil je mij soms proeven
dat mocht hij wel lijden
gatver… ik proef makrelen
de enige soort vissen
die voor mij echt niet hoeven
zeg zoiets nooit tegen een viswijf
de hel breekt los en het is mis
ze gaat je dan met vishaken…
Hij gaf niet zomaar op de levensgeest
Liep tegen verpleegsters uit te varen
Leek wel een viswijf dat een reus moest baren
Een importante man was hij geweest
Maar zoals hij kwam raakte hij er vandaan
Een naakte dame gehuld in bontjas
Bezag de ellende die hem eens was
En is met het heerschap aan de slag gegaan
Schoof de stervende wijdbeens…