De dichter knikt, bepaald niet in mineur
Zijn leven is in Genua een feest
Behoorlijk lange haren zijn het meest
Opvallend aan de Hollandse seigneur
Daarnaast is hij een aangenaam causeur
Die niet veel op heeft met de hokjesgeest
Tussen de werkelijkheid en fantasie
Stelt de poëet, is soms de grens fluïde
En rookt achter elkaar halfzware…
Ik raakte een ritme aan en zie:
magie stroomt uit de noten:
teder en fluïde ontvouwt zich
een orkestraal lied, publiek en
muzikanten electrificeren!
(Ogenblikkelijk reminiserend
dat bijna vier eeuwen geleden
Jean Baptiste Lully te Parijs
aan noodlottige stokvoering overleed...)
Ik voerde de opera langs diepe,
emotionele afgronden.…
Het fluïde van de aangeboren eenzaamheid
houd je hermetisch afgesloten van het beminde
leven, geen mens kent de warboel in jouw hoofd,
er loopt ongedierte rondom jou en iedereen slikt
liever de tedere bedwelming van het vette westen,
zelfs zij die jou betrappen (denken zij) op jouw
prachtige ondeugden (die sluimeren in alle hoofden)
noem mij…
Wie ben ik, als de wind mij niet meer noemt,
als ’t werk verstilt en ’t oog mij niet meer mint?
Een bloemeke, dat geuren kan alleen
in ’t donker, waar geen mens haar naam herkent.
De zin? Hij drupt als dauw op ’t morgenblad,
geschonken door een hand die ik niet zie.
De tijd bepaalt waar ’t zaadje vallen zal –
ik buig, en voel wat hij mij fluistrend…