dichtbij kent ook de verste verte
daarbij is vasthouden zonder zin
ik schets de afstand
ook wel in zwijgen
alhoewel er geen twijfel is over
haar die ik bemin of minstens
naar toe wil neigen
kijken in gedachten is tasten
in het duister
het licht kaatst dan tegen een spiegel
ook als ik duizendmaal luister
en de echo's opsla in mijn brein…
Ik stond op, besloot filosoof te zijn
met eindeloze reeksen vragen
en in elk antwoord het venijn
van onraakbare diepere lagen
Gevangen in de grenzenloze revue
op het kantelpunt tussen voorbij
en nog te gaan .…
Verzilverd hebben we je zachte lach
je milde staren in brons gegoten
het stokkend hart voorgoed omsloten
en strijden nog mijmerend jouw slag
Wat is verliezen of gewin
in de leegte van verstilde uren
zelfs de balsem kan het schuren
niet verzachten in ons gezin
Zo onraakbaar dichtbij
zo tastbaar ver weg
altijd die echo als ik zeg
waar…
Wat weet ik eigenlijk
Wijs mij de juiste weg
Toen kwamen de spionnen
uit het water
unheimisch, nineteen eighty four,
ik kreeg een onbestemd gevoel
je weet ze kunnen zich
in elke hoek verstoppen
en op elk moment verdwijnen
Ze zijn er, maar ze zijn onraakbaar
't zijn allemaal spionnen
Ik word wakker en ik zie
dat niemand hier…
ik streel de striemen
die ik maak
trek toch de banden
harder aan
om pijn te kleuren
gebonden aan
verdwenen jeugd
het ranke lijf dat boeide
gloeide van besef
van wat verboden was
borsten die nooit
iemand zag omdat
ze in je eigen ogen
niet hebben gemogen
onraakbaar ingepakt
ik streel ze
tegen wil en dank
met tederheid gevangen…
Spaarzaam kruipt het licht voor mij uit
een armlengte verder daagt de horizon
dichtbij en onraakbaar sluit
zich de hemel als een nachtjapon
alle schoonheid is gehuld
in aftasten en geduld
Ik blijf de hoogte zoeken
langs de flanken van verdriet
in de verte wapperen doeken
onzichtbaar achter wuivend riet
de vloer kraakt maar ik schuif…
In het schrale licht, ingeklemd
tussen de winternachten
lig ik naast hem op het marmeren bed
dieper kunnen we de slaap niet vatten
zo ijl zijn de afstanden
onraakbaar dichtbij gedachten
van weleer, gevangen in de weigering
om volwassen te worden
een koperen voorhoofd weerkaatst
de voortjagende donderwolken
rond het wegvluchtende levenslicht…