Een piraat in de Zuidzee was dronken
met zijn schiettuig aan boord aan't pronken
hij ontstak een lont
aan een kanonnenkont
en is met z'n viermaster diep gezonken…
"Wij zijn een stel geoefende piraten.
Een scheepje kapen is een peuleschil.
Je vaart er heen en houdt je dan muisstil.
Zo hebben ze totaal niks in de gaten.
O nee, ik zie niets meer. Hé, wat is dat?
De zon verblindt me: 't is een Frans fregat!"…
"Al die willen ter kaperen varen
moeten mannen met baarden zijn..."
...en dan volgt er
een hele rits namen
van stoere jongens
en ferme knapen
onwetend van kielhalen
bakzeil en buit
van bittere smaak
scheurbuik zeebeschuit
en paradijzen
van terra incognita
eilanden kusten
immense rivieren
als leguanen
monsters vulkanen
en regenwoudslangen…
hemel het water blankgrijs
relikwieën als tentoongestelde
obelisken vertellen in deze
manke tot zwakgemalen winter
dat eens het verleden het nu trotseert
met het antwoord van het heden
waarom dán toch verklaren
schepen de stranden tot
ongemarkeerde havens
en ligt het hart aan bakboordzijde
te wachten op de schermutselingen
met de piraterij…
hoe de zeeën als thuis-
komen voelen kunnen
over de boeg slaande
golven een verwachting
van het volste leven
de zeilen voor de strijd
gehesen, voorbereid op
wat het ergst te vrezen
valt; kluizen van eilanden
geroofd op ijkpuntjacht
van eer voor ongepolijste
en veelkleurige piraterijen
met dubloenen en betovering
gevulde galjoenen…