pak me vast met al je armen
met het schuim op je golfkoppen
door opspattend zoute druppels
omarm me met het zingen van de zee
op het natte strandzand
een stempelkussen voor jouw woorden
knielt zelfs de wind
fluistert vlug geheimen mee
jij ademt ijswolkjes…
waarom vloeit er nog inkt
harte vocht, in kanalen bedwongen
naar oceanen van papier
altijd weer die eendere golf
vervluchtigde monding
vergleden strandzand
wat me krimpen doet
mijn zinnen ontdoelt
afgedreven wrakhout
ergens aangespoeld
op tijdloze klippen
zonder ondervloed
verlaten, verwezen
mijn pen
leeg geschreven…
wie wil er nu gelukkig zijn
zoals het kind in mij
met een broodje op het strand
een zeldzaam wit puntje met ham
en wit strandzand dat knarst
tussen de tanden
zoals wringen tussen
het eeuwige verlangen
en de bizarre werkelijkheid
in tedere handen
ik wil daar liggen huid tegen huid
en alle droeve ogen naar de sterren
zenden…
Jouw droeve gelaat baggert maar voort en de
lege dagen glijden als strandzand door jouw
magere vingers, die steeds meer groeven en
beschadigingen vertonen. Met jouw grijze haren
vang je de teleurstellingen op en je droomt
steeds meer van irreële paradijzen, terwijl
het eeuwige graf gaapt.…
Zonlicht betast
haar welvingen
de wind speelt
blonde tressen
zachte rondingen
worden omvat
door strandzand
warmte maakt
haar onrustig
ze vist
roze slippers
uit badtas
en trippelt
naar zee
hij laat zand
tussen zijn
vingers doorlopen
genoot daarnet
van een spannende
videoclip op
roze badlaken
zo gaat het steeds
het glipt…
lichtblauwe ogen
waarin golven me raken
een zee vol liefde
een overstroming
wrijving in mijn hart
hoe zeer ik je wil
het brand zo hard
al het water ter wereld
is een kansloze blusser
je legt je hand op m’n wang
zegt dat je van me houdt
dwingt me dichter tegen je aan
grijpt me vast
verstrengeld rollen we
van het strandlaken
in het zilte strandzand…
vorstelijk banket, jagers in een herfstbos
zegels en paperassen, gesluierde naakte vrouwen
iedereen ziet in de vijverwand iets anders
maar allemaal blikken ze diep in de tijd terug
En eindelijk kunnen de hofvissen ook eens
over de schubbenhuid van de daken uitkijken
naar de glinsterende torens en ijspaleizen
de bomen bij de duinen, het gele strandzand…