in de schaduw van
de tovertuin doemt
vergrendeling op
verwonderd peinst de
boer over de os die
plots viool spelen kan
met vuur en magische
veer schrijft een nachtelijke
dichter onverdroten voort
kinderhanden tekenen
het ei in de buik
van de rode hen
de lantaarnpaal
neemt de benen
samen met het licht
een man met één voet…
Uitgeblust, ontdaan van het vroegere vuur
spreekt zij op doffe toon de woorden van as
slechts één nazomerse windvlaag zorgt al ras
voor de leegte waar ze bang voor is, de muur
biedt geen bescherming
heeft geen ontferming
Met aarzeling betreedt ze het pad waarover
ze niet zal wederkeren en elk uitzicht
is het laatste, zo veronderstelt ze.…
het zachtgele lamplicht
tekent een cirkel
rond haar vergrijsd gezicht
werpt lange schaduwen
over de tafel
waaraan zij zit
het boek der boeken open
lispelt ze gebeden
een hand onder haar hoofd
eenzaam maar geborgen
in het laatste uurtje schemeren
voor dan toch
de nacht begint…
gemoffeld metaal
streng donkergrijs
geheven slurf
en ronde poten
rechthoekige repen glas
in gezaghebbend karton
dan geleid door vader’s hand
scheidt het donker van het licht
stapt een levensgrote Piggelmee
in de piste op de muur
op zijn stem schuift
de dwerg tussen pot en zee
profeteert den tovervisch
haar les in nederigheid…
De gordijnen tegen het winterlicht
Gesloten voor het godsdienstonderricht
En vanachter mijn schoolbank staar ik strak
Naar een heeroom in terlenkapak
Die ons met zijn toverlantaarn
Tropische binnenlanden laat ervaren
Van Indianenkinderen in regenwouden
En zonder mijn pas in te houden
Door de straten van een winterse woonwijk
Met de slingerlianen…
het mensenheugenis oud verhaal
dat nooit op schrift alleen verbaal
zijn weg zoekt door het labyrint
van dromen, wonderwoorden zweven
van je lippen, scheppen theatraal
een sprookjesland in sagetaal
van mond tot hart steeds doorgegeven
Je kleurt een wereld vol magie
de woorden tot een zinnebeeld
door klank die in je stem vibreert
een toverlantaarn…
Ten tijde van de magische toverlantaarns
had men geen benul van de negatieve effecten
op de lange duur. Toen hadden de schermers
hun zwaarden in die projectielen moeten steken.…
gij vreemdeling die onverwachts gebaart
verhaalt van verre kusten waarvan ik ‘t bestaan
vermoedde, maar niet dorst heen te gaan
ge neemt me mee in grote vaart
wolken, slierten, licht, beweging, flitsen
toverlantaarn met brekend licht
dat kleur geeft en mijn ziel verlicht
mijn kern raakt tot atomen splitsen
ik staak ’t verzet, ruik…