je ziet het niet goed
het leven van dag tot dag
ligt te dicht bij je
alles schuift en verandert
wat blijft en wordt vergeten
de vergeefsheid staat vast
soms wil je zo graag dat
iedereen even een
andere kant op kijkt…
Wat ik zie
is onzichtbaar
wat ik voel
is ontastbaar
wat ik wil zeggen
is onzegbaar
verlangen naar jou
is volledige
vergeefsheid
want
wat ik koester
is slechts
een spiegeling
in de lucht
dus ik laat je
voor wat het is
verspeel niet langer
de naakte
waarheid
maar leef
de gekte
van alle dag…
praten is moeilijker
dan zwijgen
onze woorden duiken
onder in een
smeltkroes
zijn niet langer van elkaar
te onderscheiden
geruisloos pakken we
het dode verleden in
vullen we
kleurloze koffers met
bittere bagage
sluiten ze
voorgoed in
vergeefsheid…
de planten
van bloemen
beestjes
toch legt hij zijn hoofd op ’t gras
op zijn knieën gezeten
de hond komt kijken
[’t zou ’n figuur kunnen zijn
in ’n schets van Van Straaten
of wellicht Kamagurka
zonder zonderlinge lange jas dan]
dan gaat de man naar binnen
zitten aan tafel
bedenkt
woorden in onderling verband
die verzanden in vergeefsheid…
laat je raken door
het duister in het licht
red een leven
van vergetelheid
laat vergeefsheid
glanzen
laat poëzie door
voetnoten schijnen
spaar marginale
woorden uit
laat oorlogsscherven
hardop spreken
leer onverbloemd
te dromen
laat stilte de
toonzetter zijn…
hij zag hoe de tijd
verstreek en langzaam
stierf langs het
binnensijpelend licht
hij wist dat de tijd van
alle tijden was en ongewis
hij kende de vergeefsheid
van het leven
hij wist dat de westenwind
sluw noch uitgekookt was
hij kende hem als een
razende bruut zo nu en dan
ze waren niet in zijn
wezen ingebouwd
de argeloze woorden…
elk wezen verandert in
de duisternis van de nacht
eenzaamheid is het donkerst
in alle tinten zwart
de aarde ruw wakker geschud
in een zee van brokken steen
de onzichtbare aanwezigen
de schreeuwen van pijn
verwarde raven cirkelen
tussen hemel en aarde
de vergeefsheid van alles
staat vast
nergens thuis in een
onherkenbare stad…
Ze sluit de gordijnen voor het raam.
Met een hand sluit ze een gordijn dicht
met de andere hand het andere gordijn.
Voor het raam zijn de gordijnen gesloten.
Ze doet een lamp aan. Aan de bovenkant
van de gordijnen valt een strook licht.
Het gordijn gesloten. Het raam dicht.
Gesloten ramen en gordijnen zijn open.
Ze kijkt nog een keer naar…
haar besluipt
vaak draagt zij met loden voeten
de verlatenheid
door de tijd
soms talmt haar hart
als de wind opsteekt
uit de woestijn
dikwijls ziet zij de schemering
als een loodkleurig onheil
dat de huizen binnendringt
vaak leunt zij
roerloos gelukkig tegen een boom
in de adem van de nacht
soms voelt zij zich
met vergeefsheid…
scharnieren tussen
gissen en missen
het voor- het achteruit
de wisselsporen van
de ene na de andere tijd
verloren speelgoed
in een oogopslag
onder getekende lucht
zoveel duisternis onder
onbegaanbare grond
wonden en scherven
uit sponningen gespat
werkelijkheid
vergeefsheid
alles is er
altijd andere tijden
gisteren en vandaag…