De caleidoscoop van mijn vader,
het gouden licht van de Oude wijven zomer,
dat dooft in Luscofusco, wanneer het licht
het verliest van de duisternis
en die strijd de hemel kleurt…
Aan de winter
die alle narigheid van de voorbije jaren
met puurheid wist te bedekken
en waar ‘het gedwongen normaal’
in dik ijs haar rust kon vinden.…
zachte gevoel, een gemis
maar kom eens kijken in mijn tuin
daar bloeien honderden rozen
de geur leid je heen
naar verre, verre oorden
kijk diep in mijn hart
kleuren in alle akkoorden
een geur heel apart
die menige woorden smoorden
rood de kleur van de liefde
groen de kleur van de hoop
wit de kleur van de reinheid
het lijkt wel een caleidoscoop…
De wereld als wondertol, spint rond als
carrousel, caleidoscoop van fragmenten,
geklommen naar de top, ontstegen aan het
aards gareel, herken ik mezelf niet in
veranderingen van dit aards tijdbestek
en hou mezelf voor gek, lijkt ieder stukje
zichzelf te spiegelen, niet ieder krijgt
dat deel, aanschouw dat menigeen aan
eigen berg zal moeten…
Mijn wereldje als wondertol, spint rond als
caleidoscoop verbeeld, als makke lammeren
en trekken in traag galop aan mijn horizon voorbij.
Geklommen naar een bergtop waarop ik boven het aards gareel
spiegelend mezelf aanschouwen kan, krijgt niet ieder snel
z'n deel en lijkt menigeen z'n eigen berg te moeten bouwen.…
De zon kijkt naar ons als door een caleidoscoop.
Wij zijn als kraaltjes voor haar, doorzichtige kraaltjes.
Op ons, het gewemel op aarde schijnt ze.
In de grote nachtelijke hemel tussen die vele witte sterretjes wordt ze een van hen.
Niet meer dan een eindig klein wit sterretje onder vele andere verweg witte kleine sterretjes.…
naar stilstand in jouw beeld
duizelingwekkend snel en rond trekken fragmenten voorbij
die naadloos versmelten in elkaar
bedrieglijk waar voor draaierige ogen
met jouw vertrek verandert ‘t onverbiddelijk tij weer in zijn tegendeel
daar in Athene waar híj smachtend op je wacht
heb je mij - meedogenloos verlaten
als ‘n dwaas tuur ik door míjn caleidoscoop…