Wij zijn de toegeknepen eikenbladeren,
waarin rupsen en larven zich
bevinden.
Wij dragen ons noodlot lijdzaam
in een niet gewilde cocon.
Geen bloem noch takje zal
zich verder bij ons ontwikkelen.
Terwijl ons leven toch zo mooi
begon.
Maar helaas; deze zichzelf uitgenodigde gasten
zullen ons tot de draad toe
verslinden.…
De zon viert nog, maar heel bedaard
verguldt ze de eikenbladeren.
Behoedzaam voel ik naderen
wat node wordt gemeld:
dat vuur gedoofd wordt, niets gehoord
meer waar de zangen klonken.
Oktoberlucht verzonken
nu naar de winter snelt.
Uit: ‘Herworteld leven’.…
Dat schuilt als zuchten of zwijgen
nu eikenbladeren eenzaam wiegen. Dat wortelt als dromen in bomen.
Welke genen neigen naar schurende woede. Zelfs nu het vlees is gepijnigd
tot rauwe biefstuk. Zelfs nu het zowaar routineus avond lijkt te worden.…
Ik ken geen schoner kleuren
Dan die van 't Hollands bos
In bruine najaarsdos;
Ik ken geen zoeter geuren,
Dan die uit droge mos,
Uit geelrode eikenbladeren
En varenkruid dat bloeit,
Mij op het koeltje naderen,
Dat met mijn lokken stoeit.…
Ik ken geen schoner kleuren
Dan die van 't Hollands bos
In bruine najaarsdos;
Ik ken geen zoeter geuren,
Dan die uit droge mos,
Uit geelrode eikenbladeren
En varenkruid dat bloeit,
Mij op het koeltje naderen,
Dat met mijn lokken stoeit.…
Een stuk of wat eikenbladeren
dwarrelen vederlicht, ongrijpbaar, wervelend
in het nu gouden herfstig ochtendlicht,
vormend een bladerbed
van bronsgroen, okerbruinrode tinten.
't Is onder deze immens zachte bomenmantel
dat eens mijn hart beminde.…