eerst lachen ze
dan gaan ze het gevecht aan
dan knielen ze
het gevecht
aangaan
dat Deelder
ons glijers
verder leren
mag
kort en laag
blijft hij
ondergedoken
Pokon
plant
ziel
gaat de tijd verder
alleen
met de stad
in beeld
licht ingebeeld…
zo veel
wat we niet
zagen in het
lege landschap
zo veel wat we
niet hoorden
met zeeschelpen
in onze oren
langs de kant
lag het
onaangeroerde
verlangen…
De zeeschelp in mijn hand
is vandaag op het strand
door de zee neergelegd.
Haar zwijgen zegt
dat de wereld vergaat
en niets bestaat
dan alleen de zee.
Alle wel en wee
is maar vloed en ebbe.
Ik wil niets meer hebben
en leg de schelp weer
neer bij de zee.…
In haar ene hand het Drakenmedaillon, in de andere de Zeeschelpen.
Een ongekozen lot voor haar, boordevol levensvragen.
Beschermd onder onschuldige en zuivere dekens.
Duizenden heksenogen kijken tegen de ingewijde maagd op,
terwijl ze de Opsafortis in het geheim onder haar hoede neemt.…
ontmoeten
De duinpan werd dieper dan de schoot der zee
en het zand liep op tot hoge golven
Ik dacht dat ze verdronk en ik dook mee
en stervend hervond ik me diep ingedolven
en leunend aan haar als het verdronken wier,
als tooi om haar borsten, zeedierwelpen,
en in haar oksels, wiergrotten, en dan ook hier --
haar dijen zijn uiteengeweken zeeschelpen…
stappen en mistranden
het knielen
voor de duisternis in mij
ze verdwijnen
wanneer de horizon duinen dichterbij brengt
nog dichter dan een witte oever
aan de dood ontleend
de wind, een vogel,
het schuimen
van verzen
het begrijpen van licht
waarin ik jouw woorden
vind
en dat wat zich voortbeweegt
hou van me
want uit een zeeschelp…
wanneer
koude alles lijkt
te erven
de voorzijde
van het geleende landschap
zich keert naar verlatenheid
en zelfs de allerkleinste steen
hongerig knaagt aan een gebarsten zeeschelp
door een geliefde achtergelaten
vogels angstvallig
het vliegen vermijden
zich laven aan sneeuw
en ieder overlevend woord
van lijden
schep dan mijn…