ik loop
zachtjes
door de dagen
alsof ik nergens
meer besta
in anderen
zoek ik stukjes
waar ik
mezelf
niet durf te raken
het is zo
moe
zonder zin
dus
vandaag
begin ik opnieuw
ik open de deur
met een glim
van licht
en heel de wereld
lacht terug…
Je kwam in rood,
mijn hart werd groot.
Je zong van zweet,
ik vond het heet.
Je huid was zwaar,
je stem een snaar.
Je blik, een toon —
ik tril nog gewoon.
Verf in je hand,
klank in je tand,
je was een gedicht
dat nooit meer zwicht…
Het stijgt,
als damp van een vergeten mond —
een fluistering
die zich vermomt
als openbaring.
Niets raakt mij meer.
Ik ben voorbij huid,
voorbij adem.
Een gestolde blik
in de ruggengraat van de lucht.
Hier trilt alles
alsof de hemel zelf
een koorts draagt,
een hunkering
die zich niet laat doven.
Licht scheurt open
als een oude…
Zwart is nooit genoeg.
’t kruipt,
’t sluipt,
’t zuigt zich vast
aan wat nog leeft
en ademt.
Zwart heeft geen naam,
geen god,
geen bloed,
geen klok
die tikt in mensenritme.
’t komt niet
met een schreeuw,
’t komt niet
met een mes —
’t komt
als een kus
die niet stopt
en u stikt.
Zwart is geen kleur.
’t is een keel
zonder stem…
Er is iets dat beweegt
onder alles wat stil lijkt —
een trilling,
niet van wind,
maar van weten.
De grond houdt zijn adem in.
Ik hoor
hoe het gesteente
zijn geheimen schuurt
tegen de muren van mijn bekken.
Alles is zwaar hier,
log,
en toch
een spanning,
alsof elk korrel zand
een belofte draagt
van breuk.
Mijn handen graven…
Er is een siddering
voor het breekt —
een glans
alsof de hemel zelf
een wond voorbereidt.
Ik sta
in het midden van niets
terwijl kleuren kermen
langs de randen van mijn gezicht.
Wat binnen was
wil naar buiten,
wat naamloos bleef
begint te schreeuwen.
Er krult iets op
in de lucht,
een dreiging,
een symfonie van splinters
die zich…