de oude molen
die traag
zijn grijze wieken
wentelen laat
danst zijn laatste dans
Quijote deert hem niet
maar de wind
die uit de hemel valt
en over de donkere aarde
liggen gaat…
en als je dan
windloos
de donkere haven binnenvaart
zal hij staan
waar jij voor anker gaat
hij zal je
gehavend
van het schip zien komen
en ontroerd
naar jou toe gaan
maar haar zal hij missen
meer dan ooit
de dichteres van tere wolkenluchten
over zijn azuren zee…
in het maagdelijk ontwaken van
de laatste herfstdag
schijnt zijn rode gloed van enkel
zon te komen
buiten dromen om -een zachte lach
de eenentwintigste dag
begint als windloos verder stromen
op jouw adem, binnenin
een eiland in de zee
verplaatst het water eindeloos
hoe broos is dit begin…
boven water blinkt een witte boot
het zeil schiet groot
de hoogte in, zijn giek verstart door
windloos snelheid zoeken
onder hoeken in zijn koers verschiet
de zon in vlekken op het meer
maar elke keer verlangt de schipper weer
dat zijn klipper knopen telt
het spel der tijd vergaat allicht toch ook
een keer
voor deze held…
een zachte morgen breidt zich uit
in windloos kransen leggen
slechts de ochtendnevel huivert nog
rond stille witte stammen, want
de berken dragen stram de kou, verloren
na de nacht
van buiten af
verdringt de tijd haar zonderlinge droom
een vogel wacht,
verlaat de nacht
en zingt
vanuit de hoogste boom…
Brief aan Rutger Kopland
bij het lezen van De stem van een cello uit 'Wat water achterliet'
Beste dichter
Het oergeluid der cello kunt u vinden
bij het baren van een kind en bij het
windloos voelen. Denk toch niet aan
jaargetijden: klinkt de herfst van tessi-
tuur dan lager dan het zwoelen van de
lente in uw oren?…
Achter het windloos vlotte zwerk
Vloeit door het hoge koele blauw
Geen schijn van zon of maan of ster,
Het is geen avond en geen nacht:
De wolken spieglen in de zee -
Wanneer en waar was ik nog eens
Zo hoog en stil met u alleen?…
hingen om zijn droevig lijf
Door ’t leven niet verhard,
huilde hij al een uur of vijf
Donkere tijden, kil en stil
gleden onhoorbaar voorbij
Zonder onderling verschil
vierde het eenzaam hoogtij
In de stilte sliep een mens,
moe van ‘t aardse bestaan
Zijn pijnen waren immens
Hij kon zijn leven niet aan
Onder ritselen van ’t loof
op een windloos…