Zwemmend in gestolde tijd
zoeken wij de virtuoos
voorbij innerlijke strijd
bolwerk van de bolleboos
kruipend als een bedelkind
bevangen door de kilte
spinnen wij het labyrint
van de immense stilte
hangend aan een zijden draad
vangen wij de laatste bloei
in het licht van dageraad
dobbert onze reddingsboei.…
misschien
was er nog een laatste gesprek
ik weet niet welk
of wanneer de woorden
zijn ondergegaan
winter kwam, vele keren
ook vanuit de binnenkant
en op lente
met een zwart, zwermend geluid
het sterven was nooit
vogellicht, zei je, weerloos tussen blauw;
dagen
en nachten
genoeg om het leven te vergeten
dat als een bedelkind vruchteloos…
Je droeve
ogen zeggen mij: "Mijn bedelkind,
mijn lentewind, mijn labyrint in
droeve dagen. Waar was het nou
precies alweer? We horen samen
onze vragen. Of er antwoord is
komt later." Je gesnater maakt me
ziek en evenzeer vraag ik me af:
waar ben je nou met al jouw zielen-
zeer? Mail me gauw en snauw niet
meer!…
zesentwintigjaar klaar uit weer en wind
collegae die onder zijn duiven schiet
het postkantoor niet meer in straten vindt
een vent die vele namen achterliet
onzeker opzoek als een bedelkind
of hij misschien wat zekerheid hervind…
- Berooid, met lege handen,
schuil 'k huivrend weg, een bedelkind gelijk.
Mijn haard is zo koud, reeds donkren de avonlanden
God is zo rijk!
God is zo groot! - In blauwe hemelzalen
Schalt engelzang, maar dringt geen kreet van nood.
Hoe zal Hij zien mijn droef en eenzaam dwalen?
God is zo groot!
God is nabij!…
Door hageljacht en wind,
In de overgrote stad,
Een lieflik bedelkind,
Zong, 't oog van tranen nat...
Haar lied voor 't beetje brood,
Drong dwars door been en merg:
Wie helpt haar uit de nood?
Het is te zwak voor 't werk!
Een rijke loopt voorbij,
Misschien vol medelij?
Een volksstroom rolt voorbij,
Gevoelloos als de tij!…