nu de winter komt
kan ik me weer verheugen
op die strak-blauwe
lucht waartegen de
geheel kale boomkronen
in hun volle pracht
aan ons
hun schoonheid tonen.…
Kleine straaltjes zonlicht
breken door hoge boomkronen
maken een cirkel van licht
op de bosbodem
waar zij ligt in het zachte mos
breekbaar en teer
Nog slechts een kind
vol mooie dromen
bloemen sieren haar gezicht…
Zo kreupel als hout
zwoeg ik door het bos
de boomkronen kreunen
dissonant mijn gezucht.
Dennennaalden prikken
mijn zenuwen door
verbijt zure lippen
wansmaak kin op borst.
Oefening staalt spieren
schuurt erosie weg
ik zweet stofwolken
korrels zout in zand.…
Een Keltische mist polijst de uithoeken
restanten dwalend duister verdrinken
in het binnendringende morgenlicht
boomkronen, in onbeweeglijkheid
gevangen, spiegelen de herfstkleuren
De leegte wandelt met een glimlach
door de kalende akkers
hier waar de taal de dagen raakt
worden de woorden buigzaam
er is slechts licht voor een enkele stap…
verluchtigend
vlocht wind
met warme en
koude vlagen
zijn verhalen
aan bladeren
die opgewonden
hun draai nog
niet echt
konden vinden
omdat ze een
heel seizoen
deel hadden
uitgemaakt van
de boomkroon
onder het stof
van verloren dagen
blonken glinsterend
vragen die niet aan
de orde waren geweest
jij wist sneller
dan een ander…
Haar gave rijst bescheiden, doch taant niet,
ontvangt de eer op het klavier te tronen:
tere vingers maken storm in boomkronen
of zacht zingende zucht uit wuivend riet.
Ze bereist de aardbol met echtgenoot Jan,
vindt overal het vertrouwde toetsenbord,
brengt vele oren in aangename ban.…
soms jong nog soms oud
maar allen dromen
slapen een winter lang omdat
het gewoon moet en mag
maar toch bekijken ze
zichzelf zo af en toe heel even
op zo’n heldere winterdag
bij een enkele kaal en bloot
zo kwetsbaar zie ik
een heel voorzichtige lach
het zijn zij die het al weer
voor zich zien – het volle leven
ze dromen al weer
hun groen…