Manon (Deel 1)
tegen de heuvel, dor en droog
van maquis, grindzand en rotskeien,
vecht zich een ezel traag omhoog
langsheen de lege boerderijen
de pendel uit een verre bron
houdt zich soms koppig stil en star
het water, klotsend uit de ton,
smeert het geratel van de kar
eens boven bij de laatste bocht
hoort men de bultenaar ‘hòò ! halt !’
Jean veelt de kannen met het vocht
terwijl Manontje 't lastdier stalt
vanuit een bosje spiedt een stel
hoe volhardend die man blijft sproeien
zij dempten hogerop de kwel
zodat zijn oogsten zouden schroeien
de gluiperds mikken op zijn grond
(want die indringer moet snel wijken !)
zij sloten dit duivels verbond
opdat ’s mans hoop vroeg zou bezwijken
de hitte is hun zegen Gods
tot de sukkel’s moegetergd afgrijzen :
de grond versteent tot op de rots ;
dit zou weldra een tol gaan eisen
zijn hard gevecht met de natuur
valt hem nauwelijks te benijden ;
hij wordt onwel en gauw slaat 't uur
van zijn plots schielijk overlijden
het jong gezin, in rouw gedompeld,
verlaat ontmoedigd ’t boerenpand ;
de ezel bokt en stokt en strompelt :
Manontje’s popje valt in ‘t zand
het meisje loopt wenend en zeurend
het mulheet wegeltje weer om,
en ziet hoe buren zich bescheuren
bij ’t delven naar een frisse bron ...
(wordt vervolgd)
Inzender: JGF, 8 juli 2006
Geplaatst in de categorie: film
Erg graag gelezen, ben benieuwd naar het vervolg.