Verstild huis,
Nadat hij was weggegaan,
Begon de wind te loeien
beukte het huis,
Gromde de schoorsteen.
En ik dacht:
De wind zal tegen hem
brullen als een leeuw.
Hij zal de weg verfoeien.
Zeven mijlen verder en
niet meer zullen de lippen
verkleumd zijn die ik zo
verhit kuste,
Vergeefs want
een kus warmt maar een keer.
Langer had ik moeten kussen,
En harder smeken met m'n ogen.
De kamer rekt zich lui
van de hitte,
En het bed staat opgesteld
als wieg van vrede.
Ik wilde dat hij bleef,
Waarom had hij toch gelogen?
Geplaatst in de categorie: woede