Biesbosch V
Wanneer de dobber duikt doet de visser
De top van zijn hengel snel en snibbig
Aanslaan, onder het donkere water
Voelt hij de angst van broeder vis,
De hand aan de hengel geeft zachtjes mee,
Geeft hem hoop, haalt hem dichterbij en hoger op
Naar 't blauwe ogenblik waarop hij zal versmachten
In de zomerlucht.
Het zilveren lijfje siddert, het muiltje
Gaat wijd open op het groot geheim,
Het schepnet schuift onmerkbaar nader.
Uur na uur van uit het leefnet
Seinen de gevangen vissen
Naar al hun soortgenoten
Hun ongelofelijk verhaal.
---------------------------
uit: 'Gedichten 1954-1983'.
Inzender: ki, 3 december 2019
Geplaatst in de categorie: sport