Een doodgewone winterdag
Wit glinsterend ligt het sneeuwtapijt er bij.
Kinderen stoeien en gooien sneeuwballen:
rode wangetjes, dikke jasjes, warme handschoentjes
dolle pret, ze voelen zich winters blij.
Wat verder op in 't bos
staan de bomen te rillen van de kou
hun takken zijn zwaar beladen
en hangen naar beneden
kreunend en zuchtend
verlangen ze naar zomerse dauw.
De vijvers zijn helemaal dichtgevrozen.
Een paar moedige schaatsers
bewegen zich op het ijs,
met sierlijke snijdende bewegingen
maken ze ijstekeningen.
Een eenzame wandelaar
goed ingeduffeld, een muts op het hoofd,
slentert door het sneeuwveld
zijn handen diep weggestoken in zijn zakken.
Aan zijn grove borstelige wenkbrauwen
hangen kleine ijspegeltjes.
Een stukje verder, bij het vogelhuis,
legt hij voedselpakken.
Merels, koolmeesje, roodborstjes en tortelduifjes
beschermd door hun dikke vederpak
komen schuchter dichterbij gevlogen
pikken gulzig aan de granenbol
en verdwijnen weer fladderend van tak naar tak.
De hemel is nog vol vlokkenwolken
fijn snipperend dwarrelen ze naar beneden
die witte donzen parels
die zachtjes de aarde bekleden.
Buiten heerst de vrieskou,
binnen brandt de haard.
In de zetel gezeten
onder een lekker warme deken
geniet ik van het winterseizoen
en laat de ijskoningin en de winterkoning
buiten hun werk verder doen.
Geplaatst in de categorie: natuur