Distichon 37. Paradox. Voltaire. Aardbeving.
Niemand is gezonder
dan een hypochonder.
Voltaire bracht een groot deel van zijn leven stervend door. Vaak dacht hij dat zijn laatste uur geslagen had. En de volgende dag trad hij het leven weer met onverschrokken vitaliteit tegemoet. Maar de aardbeving bij Lissabon in 1755, waarbij duizenden mensen omkwamen, bracht hem geestelijk aan het wankelen: hoe kon je vertrouwen in de wereld houden als dit soort rampen gebeurden en steeds gebeuren konden? Geleerden en filosofen, tot dan toe vaak in de ban van het optimisme, debatteerden heftig over deze kwestie. Voltaire schreef er een lang gedicht over: ‘Poème sur le désastre de Lisbonne, ou examen de cet axiome: Tout est bien' (1756). (Gedicht over de ramp bij Lissabon, of onderzoek van dit axioma : Alles is goed.) Hieruit een paar regels, vrij vertaald:
Wat vermag toch het allergrootste verstand?
Niets: het boek van het lot gaat dicht voor onze ogen.
De mens, een vreemdeling voor zichzelf, wordt door de mens niet gekend.
Wat ben ik? waar ben ik? waar ga ik heen, en waarvan ben ik gemaakt?
Que peut donc de l’esprit la plus vaste étendue ?
Rien : le livre du sort se ferme à notre vue.
L’homme, étranger à soi, de l’homme est ignoré.
Que suis-je ? où suis-je ? où vais-je, et d’où suis-je tiré ?
(Het distichon lag al een tijdje in een la. De actuele gruwelen in Japan hebben tot het stukje over Voltaire en de gruwelen in Portugal geleid.)
Geplaatst in de categorie: actualiteit