De hengelaar
De rode dobber ligt te water, nu al uren.
Geen enkel visje dat een spat beweging brengt
en hij maar turen, wijl hij ondertussen denkt:
~Hier zit ik heerlijk, zonder last van dwarse buren~.
Hij neemt een pilsje, wat de vreugde nog verhoogt
en mijmert stilletjes ~’t mag eindeloos zo duren,
een vis onthaken met zijn spartelde kuren
dat is nu net niet wat door mij echt wordt beoogd~.
Hij wil alleen maar aan de oever in het riet,
wat lui en vadsig in zijn hengelstoeltje hangen,
in de oprechte hoop om toch maar niets te vangen;
de strakke broeksband los omdat geen hond hem ziet.
Straks op de markt koopt hij een mooie lekkerbek
want van de buitenlucht krijg je wel flinke trek.
Geplaatst in de categorie: lightverse