Kamer 111
De gang en de deuren zijn wit;
Gebroken wit zijn de muren.
De stoelen staan er nog
en een paar lege dozen.
Door het venster kijkt de esdoorn,
de gele trossen wiegen en wuiven.
Ik ben als een gevallen vogel,
vleugellam geslagen kamerheer.
Ik tel de dagen in het verleden
met scherven van poorten en bogen
op de versleten straten in een
lege stad. Want ik ben er niet.
Kamerbreed is mijn verdriet.
De laatste bezoekers en de
bloemen zijn voorbij gegaan.
De gang blijft wit en de deur.
Alleen de wierook ..wacht.
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid
dus dik geslaagd!