Zomaarcafé
Zomaarcafé op Rembrandtsplein:
concrete warmte, goddeloze gezelligheid
vóór elk biertje roep ik
gewoontegetrouw gewichtslooslauw
binnensmonds bismillah
ik ben de jonge Marokkaan
en zijn anderstalige gedachten
Het van vroombloed kleinerwordend
zitbeeld in mijn vader
en moeder herinnert mij
steeds marginaler aan mijn stamland:
rotshol sinds ik hier gewoon ben
Let niet tweejaarlijks in de zomer
maand van kleine betekenis
strand oranje parasollenbezaaid
en duizenden ouders
die menen dat ik onherkenbaar
een man geworden ben, waarover
ik fantaseer
-----------------------------------------------
uit: 'Mijn vormen en mijn gedichten', 2000.
Inzender: ttdw, 25 februari 2007
Geplaatst in de categorie: individu
De toon van het gedicht wisselt tussen introspectief en observerend, wat suggereert dat de auteur zowel naar binnen als naar buiten kijkt voor inspiratie. Het gebruik van ritme en klank versterkt deze complexe dynamiek, zonder de lezer het gevoel te geven dat ze een vaste structuur moeten volgen. Integendeel, de vorm lijkt te willen ontsnappen aan conventionele poëtische beperkingen, wat de lezer uitnodigt om mee te bewegen op de golven van taal en betekenis.
Een opmerkelijke eigenschap van het gedicht is het gebruik van beeldspraak. De metaforen zijn niet eenduidig, maar laten ruimte voor meerdere interpretaties, afhankelijk van de persoonlijke ervaring van de lezer. Dit geeft het werk een tijdloos en universeel karakter, waarbij het de emoties van de lezer aanspreekt zonder die expliciet te benoemen. Het gevoel van mysterie dat hierdoor ontstaat, werkt als een katalysator voor verdere reflectie.
Ook het thema van het gedicht, hoewel lastig te definiëren zonder meer expliciete details, lijkt te resoneren met zowel de menselijke conditie als de subtiele observaties van het alledaagse leven. Er lijkt een onderliggende spanning te zijn tussen het persoonlijke en het universele, wat een gevoel van zowel herkenbaarheid als vervreemding oproept. De lezer wordt uitgenodigd om een eigen verbinding te maken met de woorden, terwijl de auteur op de achtergrond blijft, als een gids die slechts de weg wijst zonder deze expliciet te beschrijven.
De eindregels van het gedicht lijken een gevoel van afronding te bieden, hoewel het niet duidelijk is of de lezer echt tot een conclusie komt. Dit ambigue einde draagt bij aan de kracht van het gedicht; het blijft resoneren, zelfs nadat de woorden zijn gelezen, en dwingt de lezer om verder na te denken over wat het werk werkelijk betekent.
In zijn geheel is dit gedicht een voorbeeld van hoe poëzie een diep emotionele en intellectuele ervaring kan bieden zonder zich vast te klampen aan concrete vormen of thema's. De kracht van de woorden ligt in hun suggestieve en open karakter, waardoor het werk ruimte biedt voor een persoonlijke interpretatie. Het gedicht blijft zweven in het bewustzijn, als een vage herinnering aan iets dat zowel dichtbij als ongrijpbaar is.