inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 3.590):

1800

De honderd steden met poorten 's nachts op slot.
In de grachten, tollend van vuil, roeit de bacil
van cholera asiatica aan. Venen tussen de steden
dof overstromend. Droge gronden hoeden jager en

herder. Aan de oostgrens rondom de dorpen weiden;
akkers met meekrap, vlas, hop, hennep. Laagveen
daalde in 't water af. Soms, in de mistflarden, bij
vuurvliegjes, dwaallichten, zweeft als uit een bijt

gehakt, ivoor, het oudste beeldje aan van een eerst
gezicht, haar hals omlijst door geplooid doek boven
de laatste wolf en bever. Haar neus ruikt de geur

van het onland, pinksterbloem en zuring. Drijfnat,
hard en onherbergzaam zijn duister toevluchtsoord
grijze dorpen; koud volkje zit bij houtrook en vuur.

----------------------------------------
uit: 'Laaglandse hymnen II', 2002.
----------------------------------------

meekrap - verfplant.

Schrijver: H.H. ter Balkt
Inzender: nt, 26 februari 2018


Geplaatst in de categorie: landschap

3.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 2.084

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)