Het raam.
‘s Avonds laat loopt hij in zijn wijk,
Eengezinswoningen zonder tuin.
Krom en langzaam slentert hij voort,
Langzamer indien gordijnen geopend,
En geen lantaarnpaal die stoort.
Wat
Zijn hart sneller doet kloppen,
Bij verlichte kamers met een scène,
Van meisjes die het warm hebben,
Die misschien hun kleding uit gaan trekken,
En geen thermostaat die stoort.
Plots
Loopt een van hen naar het gesloten raam,
Tuurt met beide handen als kijker
Richting duisternis waar hij staat.
Voorzichtig hopende dat zij zich vergist
En geen mens haar stoort.
Dus
Trekt zij vastbesloten de gordijnen dicht.
Niemand gezien maar uitsluiting van mogelijk.
Blind verheugd vervolgt zij haar spel
En geen medeleven dat stoort.
Inzender: Marcel van Baalen, 27 februari 2011
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid