DWALEN IN MIJN INNERLIJK
Aan de grens van niemandsland
wachtte ‘t eenzaam mij reeds op
Al gauw kreeg pijn de overhand
in mijn keel kiemde al een prop
ik was in niemandsland gestrand
Over de rand van niemandsland
leefden het eenzaam en ’t alleen
In het trieste huilden zij constant
sinds bij hen het licht verdween
droegen zij alleen een rouwrand
In ‘t centrum van niemandsland
hingen duizend stiltes bij elkaar
Geluid was toch dé doodsvijand
daarom weenden zij onhoorbaar
in de aardedonkere centrumkant
Aan het eind van niemandsland
scheen een zon mij in ’t gezicht
Was dàt nu ‘t grote dromenland
Ik trok de poort achter mij dicht
hier in mijn gewetensachterkant
Zie ook: http://www.ansentonrijkers.nl
Schrijver: Ton Rijkers, 18 januari 2013
Geplaatst in de categorie: overig