goud
I
Ik gaf haar
een driehoek
kaastaart
Ze zei:
Dank u
Dan vroeg ze:
Zei je wat?
Ik zweeg en at
mijn driehoek
II
Ik schonk haar
een kopje koffie
en reikte haar
de melk
Ze zei:
Dank u
En vroeg niet meer
III
Ze bukte
en raapte een servet
van de grond
en zei:
Ik zeg, wat ligt nu daar?
Ik dacht:
Dat zei je niet,
dat dacht je maar.
Geplaatst in de categorie: partner