Bij het beekje
Aan de oever van ’n beekje
Weende zij zo eenzaam,
Zo alleen, wijl zij zo lief had,
Zonder afscheid verdween.
Zij plengde vele zoute tranen,
Die neervallen in 't beekje,
Die noch zouter noch voller
Met water leek, onverschillig
Voort stroomde naar de verte,
Voorbij haar omfloersde blik,
Niemand die haar schreien
Merkte, geen troost of medelij,
Langzaam versluiert het duister,
Dat zij als ’n schim verdwijnt,
Alleen ’n zachte plons verraadt,
’t Beekje zich over haar ontfermt.
Geplaatst in de categorie: afscheid

Er zijn nog geen reacties op deze inzending. Schrijf de eerste reactie!